7.1 Waterhuishouding
Het waterpeil in het Grevelingenmeer wordt bepaald door de uitwisseling van oppervlaktewater via de Brouwerssluis, polderwaterlozingen van Schouwen Duiveland en Goeree Overflakkee op het meer, neerslag, verdamping, afstroming oevers, atmosferische depositie en schutverliezen van de Grevelingensluis. In 2017 heeft de Flakkeese spuisluis tweezijdig water uitgewisseld. Voor het jaar 2017 is daarom een specifieke waterbalans opgesteld. In het peilbesluit (link naar peilbesluit) zijn de afspraken m.b.t. het peilbeheer juridisch vastgelegd. Vanaf medio 2020 zal de Flakkeese spuisluis weer tweezijdig water uitwisselen waardoor het peil op de Grevelingen aangestuurd kan worden door twee kranen; Flakkeese spuisluis en Brouwerssluis (zie ook het deel over de waterbalans (zie hieronder).
Peilaansturing
Er wordt door middel van bediening van de Brouwerssluis gestuurd op een gemiddelde waterstand (middenpeil) van -0,20 m NAP. Het waterpeil mag in de praktijk fluctueren binnen een bandbreedte van -0,10 m NAP en -0,30 m NAP gemeten bij meetlocatie Bommenede (BOM 1) in het midden van het meer. Op- en afwaaiing wordt hierin niet meegenomen.
Vanaf 2005 wordt rekening gehouden met (kust)broedvogels. Conform het Waterbeheersplan Grevelingenmeer 2004-2009 wordt het streefpeil in de periode half april – half juli ingesteld op – 0,26 m NAP in plaats van -0,20 m NAP (zie figuur 7.1), met een bandbreedte van -0,23 m NAP en -0,29 m NAP. In juli wordt het streefpeil, verdeeld over enkele dagen, weer op de gebruikelijke -0,20 m NAP gebracht, afhankelijk van de dan nog aanwezige kustbroedvogels. Ter behoud en vergroting van de zone met zoutwatervegetatie (voorkomen van verruiging en ontzilting) wordt binnen geldende peilafspraken het waterpeil in de periode september t/m februari enkele malen circa 0,04 m hoger gebracht. Het maximale peil mag in die periode fluctueren tussen -0,11 m en -0,21 m NAP.

Figure 7.1: Peiltrap Grevelingenmeer
Operationeel peilbeheer
Het operationele peilbeheer wordt uitgevoerd door het Hydro Meteo Centrum van Rijkswaterstaat.
Waterbalans
De waterbalans wordt gevormd door het optellen van de instroom minus de uitstroom van verschillende posten. De volgende posten hebben een bijdrage in de waterbalans:
Instroom/belasting | Uitstroom/onttrekking |
---|---|
- Brouwerssluis | - Brouwerssluis | |
- Flakkeese spuisluis |- Fl | - Flakkeese spuisluis | |
- Hemelwater |- We | - Wegzijging | |
- Afstroming oevers |- Ve | - Verdamping | |
- Polderwater | | |
- Kwel | |

Figure 7.2: Schematische representatie van de waterbalans voor het Grevelingen meer
Brouwerssluis
De grootste hoeveelheden water die omgaan in het Grevelingenmeer worden gevormd door het inlaten en uitlaten via de Brouwerssluis en in 2017 de Brouwerssluis en Flakkeese spuisluis samen. In figuur 7.3 zijn de maandelijkse in- en uitlaatdebieten via de Brouwerssluis in beeld gebracht voor de periode 1990 t/m 2017.
Aanvankelijk waren ongecorrigeerde waarden (m.b.t. de schuif, verschil met gecorrigeerd klein) beschikbaar t/m 2009. Daarbij zijn de debieten berekend ervan uitgaande dat de schuif van de sluis volledig open (afvoercoëfficiënt 0.0). Vanaf 1998 zijn de ingestelde schuifstanden bijgehouden en is de exponentiële functie bekend die het verband geeft tussen de schuifstand en het inlaat- dan wel uitlaatdebiet. De op deze manier berekende waarden voor de periode 1998 t/m 2001 verschillen minder dan 5% van de op oude manier berekende waarden en zijn, samen met de op de nieuwe manier berekende waarden voor de periode 2002 t/m heden opgenomen in figuur 7.3. In de figuur is te zien dat het in- en uitlaatregime is veranderd in 1999. In grote lijnen komt het erop neer dat in de periode 1990 t/m 1998 de spuisluis gedurende de maanden oktober t/m maart open stond en (in principe) werd gesloten gedurende de maanden april t/m september, terwijl na 1998 de sluis jaarrond openstond. In de periode 1990 t/m 1998 varieerden de maximale in- en uitlaatdebieten tussen 200 en 300*106 m3/maand. Opvallend is verder dat vanaf ongeveer 2005 de in- en uitlaatdebieten binnen een kleinere range gehandhaafd bleven. Dit heeft alles te maken met het nauwkeuriger afregelen van het peil rekening houdend met (kust) broedvogels op de eilanden in het Grevelingenmeer.

Figure 7.3: In- en uitlaatdebieten van de Brouwerssluis
De maandelijkse in- en uitlaatdebieten zijn ook omgerekend naar jaarlijkse in- en uitlaatdebieten in 106m3/maand.
Flakkeese spuisluis
De Flakkeese spuisluis is omgebouwd als tweezijdig doorlaatmiddel en heeft in 2017 van maart tot december gefunctioneerd. In de waterbalans 2017 wordt de Flakkeese spuisluis verder besproken.
tabel
Polderwaterlozingen
Polderwater wordt door drie gemalen op Goeree-Overflakkee en door twee gemalen op Schouwen-Duiveland uitgeslagen (zie figuur 7.12). De gemalen op Goeree-Overflakkee zijn: gemaal Kilhaven (Kop van Goeree), gemaal De Drie Polders (bij Herkingen) en gemaal Battenoord (bij Battenoord) De gemalen op Schouwen-Duiveland zijn: Gemaal Den Osse (bij Den Osse) en gemaal Dreischor (bij Dreischor). De grootste polderwateruitslag wordt geleverd door gemaal Den Osse. Er wordt enkel polderwater ingelaten op het Grevelingenmeer en niet uitgelaten.
Kwantitatief zijn de polderwateruitslagen van minder belang dan de in- en uitlaatdebieten door de Brouwerssluis, maar kwalitatief zijn ze wel van belang omdat het uitgeslagen polderwater veel van de voor fytoplankton belangrijke nutriënten stikstof en fosfaat bevat.
In tabel 7.1 worden de polderwateruitslagen op het Grevelingenmeer van de vijf gemalen voor de periode 1990 t/m 2008 (in ieder geval voor zover gegevens traceerbaar bleken) gegeven. Het gemaal Den Osse levert elk jaar de grootste polderwateruitslag. 1998 bleek een zeer nat jaar te zijn. NB: In de originele bestanden van Wattel zijn een paar sommaties verkeerd uitgevoerd waardoor de jaartotalen zijn onderschat.
Jaar | Kilhaven | De Drie Grote Polders | Battenoord | Den Osse | Dreischor | Totaal | Totaal | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
10*6 m3/jaar | 10*6 m3/jaar | 10*6 m3/jaar | 10*6 m3/jaar | 10*6 m3/jaar | 10*6 m3/jaar | m3/s | ||
1990 | 3.09 | 1.50 | 3.72 | 9.00 | 3.53 | 20.84 | 0.66 | (1) |
1991 | 3.31 | 1.63 | 3.04 | 7.15 | 3.23 | 18.35 | 0.58 | (1) |
1992 | 4.13 | 2.52 | 6.72 | 5.14 | 3.86 | 22.36 | 0.71 | (1) |
1993 | 4.80 | 1.98 | 6.44 | 13.70 | 6.47 | 33.37 | 1.06 | (1) |
1994 | 5.50 | 3.32 | 6.25 | 20.19 | 6.46 | 41.73 | 1.32 | (1) |
1995 | 5.33 | 6.43 | 6.57 | 18.85 | 5.08 | 42.25 | 1.34 | (1) |
1996 | 3.82 | 0.94 | 6.92 | 7.19 | 2.68 | 21.55 | 0.68 | (1) |
1997 | 4.15 | 2.63 | 7.29 | 9.45 | 2.71 | 26.23 | 0.83 | (1) |
1998 | 7.59 | 6.30 | 10.07 | 23.09 | 9.64 | 56.69 | 1.80 | (1) |
1999 | 5.07 | 7.71 | 5.07 | 22.66 | 6.08 | 46.58 | 1.48 | (1) |
2000 | 5.03 | 4.34 | 5.17 | 13.94 | 6.39 | 34.87 | 1.11 | (1) |
2001 | 3.13 | 4.43 | 9.78 | 7.10 | (2) | |||
2002 | 5.10 | 3.47 | 6.84 | 14.28 | 6.33 (a) | (2) | ||
2003 | 3.57 | 6.86 | 5.02 | 6.28 | 2.92 (a) | (2) | ||
2004 | 4.93 | 4.50 | 6.82 | 9.93 | 4.62 (a) | (2) | ||
2005 | 4.24 | 4.42 | 7.98 | 10.11 | 4.21 | (2) | ||
2006 | 4.25 | 4.24 | 8.29 | 8.56 | 3.30 | (2) | ||
2007 | 5.82 | 6.42 | 11.53 | 12.69 | 5.98 | (2) | ||
2008 | 4.97 | 6.43 | 9.77 | (2)(3) | ||||
2009 | 4.63 | |||||||
2010 | 7.60 | (3) | ||||||
2011 | 4.58 | (3) | ||||||
2012 | 9.30 | 8.01 | (3) | |||||
2013 | 8.33 | 6.73 | (3) | |||||
2014 | 3.05 | 4.01 | (3) | |||||
2015 | 8.39 | 6.34 | (3) | |||||
2016 | 3.89 | 6.80 | 43.48 | 5.90 | 5.06 | 65.13 | 2.07 | (3) |
2017 | 2.62 | 2.37 | 2.12 | 8.62 | 6.20 | 21.94 | 0.70 | (3) |
De N-totaal belasting vanuit de polderwateruitslagen op het Grevelingenmeer van de vijf gemalen voor de periode 1990 t/m 2008 (in ieder geval voor zover gegevens traceerbaar bleken) wordt gegeven in tabel 7.2. Het gemaal Den Osse levert elk jaar de grootste N-totaal belasting, vooral in het natte jaar 1998.
Jaar | Kilhaven | De Drie Polders | Battenoord | Den Osse | Dreischor | Totaal | Bron | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ton/jaar | Ton/jaar | Ton/jaar | Ton/jaar | Ton/jaar | Ton/jaar | |||
1990 | 10.64 | 12.59 | 21.42 | 94.95 | 35.17 | 174.78 | (1) | |
1991 | 168.00 | (2) | ||||||
1992 | 192.00 | (2) | ||||||
1993 | 288.00 | (2) | ||||||
1994 | 326.40 | (2) | ||||||
1995 | 20.18 | 18.65 | 36.58 | 209.64 | 61.41 | 346.46 | (3) | |
1996 | 12.52 | 2.51 | 37.43 | 73.22 | 33.07 | 158.75 | (3) | |
1997 | 15.41 | 9.85 | 66.59 | 99.44 | 34.90 | 226.19 | (3) | |
1998 | 35.50 | 43.04 | 86.73 | 277.94 | 124.23 | 567.44 | (3) | |
1999 | 17.44 | 27.91 | 31.18 | 181.11 | 50.96 | 308.60 | (3) | |
2000 | 18.86 | 9.42 | 19.85 | 105.87 | 59.30 | 213.30 | (3) | |
2001 | 86 | 66 | (1) | |||||
2002 | 75 | 50 | (1) | |||||
2003 | 39.91 | 19.81 | (1) | |||||
2004 | 49.91 | 40.05 | (1) | |||||
2005 | 62.50 | 34.18 | (1) | |||||
2006 | ||||||||
2007 | ||||||||
2008 | ||||||||
2009 | ||||||||
2010 | ||||||||
2011 | ||||||||
2012 | ||||||||
2013 | ||||||||
2014 | ||||||||
2015 | ||||||||
2016 | ||||||||
2017 |
De P-totaal belasting vanuit de polderwateruitslagen op het Grevelingenmeer van de vijf gemalen voor de periode 1990 t/m 2008 (in ieder geval voor zover gegevens traceerbaar bleken) wordt gegeven in tabel 7.3. Het gemaal Den Osse levert elk jaar de grootste P-totaal belasting, vooral in de natte jaren 1998 en 1999.
Table: (#tab:PtotaalGemalen) P-totaal belasting van de vijf gemalen in ton per jaar op het Grevelingenmeer in de periode 1990 t/m 2008. Bronnen: (1) Landelijke Emissie Registratie, (2) Geschat uit figuur 2 in Wattel (1996), (3) Uit bestand van Wattel.
Neerslag, verdamping en afstroming oeverlanden
Neerslag, verdamping en afstroming oeverlanden vormen geen deel van de MWTL-monitoring. Om toch een indruk te krijgen van de debieten die hiermee gemoeid zijn, zijn in tabel 7.4 gegevens voor neerslag, verdamping en afstroming oeverlanden opgenomen voor de periode 1990 t/m 2000, ontleend aan berekeningen en tabellen van Wattel. De methoden waarmee neerslag en afstroming oeverlanden zijn berekend worden beschreven in Wattel (1989); de verdamping aan het open wateroppervlak is berekend als verdamping Vlissingen*10800.
Jaar | Neerslag | Verdamping | Afstroming | Neerslag | Verdamping | Afstroming |
---|---|---|---|---|---|---|
106 m3/jaar | 106 m3/jaar | 106 m3/jaar | m3/s | m3/s | m3/s | |
1990 | 73.76 | 11.06 | 2.34 | -2.28 | 0.35 | |
1991 | 71.28 | 10.65 | 2.26 | -2.04 | 0.34 | |
1992 | 93.31 | 14.00 | 2.96 | -2.10 | 0.44 | |
1993 | 95.47 | 64.47 | 16.14 | 3.03 | -2.04 | 0.51 |
1994 | 88.34 | 68.41 | 14.59 | 2.80 | -2.17 | 0.46 |
1995 | 78.73 | 71.68 | 12.95 | 2.50 | -2.27 | 0.41 |
1996 | 62.96 | 64.16 | 10.25 | 2.00 | .2.03 | 0.33 |
1997 | 69.76 | 68.31 | 9.55 | 2.21 | -2.17 | 0.30 |
1998 | 116.75 | 61.43 | 23.00 | 3.70 | -1.95 | 0.73 |
1999 | 95.01 | 68.47 | 16.29 | 3.01 | -2.17 | 0.52 |
2000 | 97.50 | 64.07 | 17.49 | 3.09 | -2.03 | 0.55 |
2001 | ||||||
2002 | 102.76 | 65.38 | 3.26 | 2.07 | ||
2003 | 69.74 | 74.70 | 2.21 | 2.37 | ||
2004 | 90.84 | 69.56 | 2.88 | 2.21 | ||
2005 | 86.75 | 69.36 | 2.75 | 2.20 | ||
2006 | 79.93 | 70.77 | 2.53 | 2.24 | ||
2007 | 102.61 | 66.19 | 3.25 | 2.10 | ||
2008 | 94.14 | 67.05 | 2.99 | 2.13 | ||
2009 | 84.56 | 73.48 | 2.68 | 2.33 | ||
2010 | 93.67 | 69.22 | 2.97 | 2.19 | ||
2011 | 93.16 | 70.11 | 2.95 | 2.22 | ||
2012 | 108.01 | 67.28 | 3.42 | 2.13 | ||
2013 | 100.95 | 65.61 | 3.20 | 2.08 | ||
2014 | 92.62 | 70.48 | 2.94 | 2.23 | ||
2015 | 99.99 | 71.43 | 3.17 | 2.27 | ||
2016 | 100.63 | 72.72 | 3.19 | 2.31 | ||
2017 | 108.73 | 72.21 | 3.45 | 2.29 |
Atmosferische depositie
In tabel 7.5 zijn historische gegevens (1980 t/m 1988) en recenter (1990 t/m 2007) van N-totaal en P-totaal in atmosferische depositie op Het Grevelingenmeer opgenomen. Uit een vergelijking met de gevonden waarden voor N-totaal (tabel 7.5) in de totale polderwaterbelasting op het Grevelingenmeer blijkt dat de N-totaal belasting in atmosferische depositie van dezelfde orde grote is als die in de polderwaterbelasting. Voor P-totaal geldt dat de belasting in atmosferische depositie veel kleiner is dan die in de polderwaterbelasting (tabel 7.5); daarbij gaat het wel om verschillende perioden, maar het lijkt redelijk te veronderstellen dat er in de atmosferische belasting met P-totaal niet zoveel veranderd is (in tegenstelling tot de N-totaal belasting die door allerlei maatregelen minder is geworden). In 1983 is het meetnet RID opgegaan in het meetnet van het RIVM/KNMI. Dit had evenwel tot gevolg dat de waarden voor N-totaal en P-totaal gelijk een stuk lager uitkwamen. Of de lagere waarden een gevolg zijn van een andere bemonsteringsmethode of een andere analysemethode of- apparatuur is niet te achterhalen (Wattel, 1989).
Jaar | N-totaal | P-totaal | Opmerking | Bron |
---|---|---|---|---|
Ton/jaar | Ton/jaar | |||
1980 | 260 | 7.1 | Meetnet van het RID | 1 |
1981 | 273 | 11.9 | Meetnet van het RID | 1 |
1982 | 273 | 11.8 | Meetnet van het RID | 1 |
1983 | 173 | 2.1 | Meetnet van RIVM/KNMI | 1 |
1984 | 185 | 2.3 | Meetnet van RIVM/KNMI | 1 |
1985 | 187 | 2.3 | Meetnet van RIVM/KNMI | 1 |
1986 | 204 | 5.7 | Meetnet van RIVM/KNMI | 1 |
1987 | 209 | 2.8 | Meetnet van RIVM/KNMI | 1 |
1988 | 207 | 2.7 | Meetnet van RIVM/KNMI | 1 |
1990 | 290 | 2 | ||
1995 | 240 | 2 | ||
2000 | 217 | 2 | ||
2005 | 211 | 2 | ||
2006 | 208 | 2 | ||
2007 | 205 | 2 |
Schutten Grevelingensluis
De Grevelingensluis bij Bruinisse vormt de scheepvaartverbinding met het Zijpe. Omdat de gemiddelde waterstand op het Zijpe (0 m NAP) hoger is dan die van het Grevelingenmeer (NAP – 0,20m) geeft deze sluis een kleine resulterende waterbelasting op het meer (Wattel, 1996). Op jaarbasis is het daarmee overeenkomende debiet gemiddeld 0,15 m3/s naar het meer toe en 0,10 m3/s van het meer af (Wattel, 1996). Voor de jaren 1980 t/m 1998 bedroegen de hoeveelheden naar het meer toe 4.9, 4.7, 5.0, 4.5, 4.8, 4.7, 4.4, 4.3 en 4.2 miljoen m3/jaar, oftewel 0,15 m3/s (Wattel, 1989). Gezien deze zeer kleine hoeveelheden is de waterbelasting als gevolg van het schutbedrijf verwaarloosbaar.
Wattel (1996) geeft voor de periode 1980 t/m 1994 een beeld van het aantal schuttingen per maand via de Grevelingensluis. Het aantal schutbewegingen is over de periode voor elk jaar vrijwel constant en per maand varieert het aantal schuttingen tussen ca. 200 en 1400-1600, afhankelijk van het seizoen. Wel kan het aantal schepen in de sluis per schutting verschillen.

Figure 7.4: Aantal schuttingen per maand voor Grevelingensluis in 2017. De Grevelingensluis heeft een minimale bijdrage aan de totale waterbalans. Bron: NIS, Rijkswaterstaat.
Figuur 7.4 geeft een beeld van het aantal schuttingen in de periode 1995 t/m 2009. Aanvankelijk varieert het aantal schuttingen van ca. 200 tot 1.400 per maand. Vanaf 2000 bedraagt het maximaal aantal schuttingen tussen ca. 1.150 en 1.200 per maand. Het is niet gelukt om bij de meest betrokkenen de oorzaak van deze lagere maxima te achterhalen.
Waterbalans 2017
Om de maandelijkse uitwisseling van het Grevelingenmeer inzichtelijk te maken is het jaar 2017 uitgelicht waarin ook de Flakkeese spuisluis functioneerde (van april tot december). Onderstaande figuur geeft het overzicht van de totale waterbalans 2017. Te zien is dat de Brouwerssluis en Flakkeese spuisluis de grootste posten zijn en daarmee gezamenlijk het peil aansturen.

Figure 7.5: Waterbalans voor het Grevelingenmeer over heel 2017
In de figuur 7.5 overzicht posten zijn de procentuele bijdragen per post weergegeven. Hier is te zien dat de objecten Brouwerssluis en Flakkeese spuisluis samen voor 97% van de in- en uitwisseling zorgen. De Brouwerssluis is de grootste post met een bijdrage van 61%. De Flakkeese spuisluis heeft een bijdrage van 36%. Aanvoer polderater 1%, hemelwater direct op het meer 1% en verdamping 1%. Hierbij moet opgemerkt worden dat de Flakkeese spuisluis pas vanaf 1 april

Figure 7.6: Waterbalans voor het Grevelingen meer per maand voor het jaar 2017.
In figuur 7.6 is het totaaloverzicht van de waterbalans 2017 weergegeven. Hierin is het effect van de peilaansturing te zien. De uitwisseling Flakkeese spuisluis - Brouwerssluis spiegelt in de – en +. De andere posten hebben een duidelijk kleinere bijdrage in de waterbalans.

Figure 7.7: Totaaloverzicht van de waterbalans in het Grevelingenmeer voor 2017.
Figuur 7.7 geeft de in- en uitlaathoeveelheden weer van de Brouwerssluis. De grootste uitwisseling vind plaats in de winter en najaar. Het effect van het peilregime m.b.t. het broedseizoen is merkbaar in de uitwisseling. In het broedseizoen vindt er grofweg een factor 2 tot 3 minder uitwisseling plaats ten opzichte van het reguliere peilregime.

Figure 7.8: Balans inlaten en spuien Brouwerssluis voor 2017.
Figuur 7.8 geeft de balans tussen in- en uitlaten Brouwerssluis in 2017. Er wordt maandelijks meer water uit de Grevelingen gelaten via de Brouwerssluis

Figure 7.9: Inlaten en spuien Flakkeese spuisluis voor 2017.
Figuur 7.9 geeft de in- en uitlaat hoeveelheden weer van april t/m december 2017. In de maanden januari en februari was de Flakkeese spuisluis niet in bedrijf en van maart zijn geen debietgegevens beschikbaar.

Figure 7.10: Balans inlaten en spuien Flakkeese spuisluis voor 2017.
In figuur 7.10 worden de balans tussen inlaten en spuien voor de Flakkeese Spuisluis weergegeven.

Figure 7.11: Hemelwater aanvoer aan Grevelingenmeer in 2017.
Figuur 7.11 geeft de maandelijks hoeveelheid hemelwater en verdamping voor 2017. De post hemelwater is maandelijks gemiddeld een factor 2 hoger dan de instroom van polderwaterlozingen.

Figure 7.12: Polderwaterlozingen voor Grevelingenmeer in 2017.
In figuur 7.12 zijn de polderwaterlozingen weergegeven. De maandelijkse hoeveelheden lopen uiteen van 1.5 miljoen m3/maand – 6.8 miljoen m3/maand. Wat is de bijdrage per eiland?

Figure 7.13: Afstroming oevers Grevelingenmeer voor 2017.
In figuur 7.13 zijn de hoeveelheden afstroming oevers weergegeven. In de totale waterbalans is deze post te verwaarlozen.