Context VN set links: model = Veiligheidsbuffer Oesterdam
Set VN link, Property name = Supercontext, Property VN name = Supercontext
Model link = Veiligheidsbuffer Oesterdam
Result = Dijkvakken Zeeland VN
End Set VN link
Project Veiligheidsbuffer Oesterdam was een innovatief project waarin veiligheid, natuur en innovatie elkaar moesten versterken. Het project richtte zich op de planontwikkeling, aanleg en monitoring van een innovatieve en veilige primaire zeewering met een versterkt, golfbrekend voorland. De verwachtingen van dit project waren hoog: sterkere dijken, oplossing probleem zandhonger en versterken kwaliteit Oosterschelde. In 2014 werd ruim 400.000 m3 zand aangebracht. De suppletie werd versterkt met kunstmatige oesterriffen.
Oorspronkelijk paste project Oesterdam Veiligheidsbuffer niet bij Zeeweringen. Het projectbureau was namelijk opgericht voor de versterking van de steenbekleding van de Zeeuwse dijken. Voor de uitvoering van de zandsuppeltie werd de scope aangepast. Op deze pagina staat informatie over Veiligheidsbuffer Oesterdam vanuit projectbureau Zeeweringen. Zie hier voor aanvullende achtergrondinformatie vanuit Building for Nature.
Sinds de aanleg van de Oosterscheldekering leidt de Oosterschelde aan zandhonger. De afsluiting van de zeearm leidt sinds 1986 tot afname aan de oppervlakte aan slikken en schorren. De verwachting is dat deze afname nog geruime tijd zal doorgaan: recente schattingen gaan ervan uit dat in 2060 de kleine, veelal smalle schorren nagenoeg geheel verdwijnen zijn en dat van de grotere schorren forse delen verdwijnen.
Lesson learned: Stuifzand Rijksweg
Ontwerp zandsuppletie beter lager
Direct na uitvoering van de zandsuppletie, stoof zand met grote regelmaat over de glooiing en bermen van de Oesterdam, de parallelweg en hoofdrijbaan van de N659. Gevolg was verstikking van de grasberm, overlast en gevaarlijke situaties voor fietsverkeer op de parallelweg en weggebruikers van de N659.
Op de hoofdrijbaan werd het zand een aantal keer opgeruimd en werd tijdelijk een snelheidsbeperking ingesteld. Permanente oplossing werd gezocht in aanpassingen aan de zandsuppletie zelf: het zand werd afgevlakt, en de suppletie dieper gelegd en op grotere afstand van de Oesterdam, zodat het zand minder snel droog viel.
Rijkswaterstaat droeg de kosten voor de opruimacties van de Oesterdam en aanpassingen aan de zandsuppletie. Achteraf gezien had het ontwerp van de zandsuppletie lager en verder van de Oesterdam gepland moeten worden, zodat de droogvalduur van de suppletie korter was. Stuifschermen hadden rond-waaiend zand kunnen voorkomen.
Lesson learned: Werkzaamheden combineren
Veel samenwerkingspartijen
Zeeweringen werkte vaak samen met andere partijen (gemeenten, provincie, Rijkswaterstaat, waterschap Scheldestromen, lokale ondernemers) om de dijkversterking efficiënt uit te voeren, kosten te besparen en overlast te beperken. Zo voerde het projectbureau regelmatig op verzoek van het waterschap onderhoudswerkzaamheden uit tijdens een dijkversterking.
Lesson learned: Zandsuppletie
'Zachte' dijkversterking
Bij een meerjarenprogramma zoals dat van projectbureau Zeeweringen loont het om buiten de kaders te denken. Daardoor ontstaan soms innovatieve ideeën. De uitvoering van de dijkversterking bij Sofiastrand en de Oesterdam Veiligheidsbuffer zijn hiervan goede voorbeelden. Bij de andere dijktrajecten werd steeds gezocht naar ‘harde’ oplossingen (stenen) om de dijken te versterken. Deze dijktrajecten laten zien dat natuurlijke materialen, zoals zand en helmgras, goed inzetbaar kunnen zijn voor het versterken van dijken en tot een mooi en natuurlijk resultaat leiden.
Lesson learned: Monitoring vertroebeling
Geen negatieve gevolgen
Er trad geen vertroebeling op tijdens de zandwinning, transport en suppletie, omdat er goede afspraken gemaakt waren met de aannemer. Het meetsysteem dat door Rijkswaterstaat was geïnstalleerd om de vertroebeling te meten, werkte goed, maar bleek achteraf een dure investering, omdat de aannemer netjes had gewerkt.
De belangrijkste stakeholders waren oester- en mosselkwekers. IMARES en Deltares overlegden met vertegenwoordigers uit deze sector over verschillende erosieremmende maatregelen die mogelijk gecombineerd konden worden met oesterkweek.
Daarnaast werd gesproken met pierenspitters over de mogelijke gevolgen van de zandsuppletie op de aanwezige zee-aas populatie.
Recreatie in het projectgebied werd gehandhaafd op hetzelfde niveau om natuurwaarden niet te verstoren. Daarvoor werden volgende maatregelen genomen:
Het project werd geïnitieerd door Natuurmonumenten en uitgewerkt met een groot aantal publieke, private en maatschappelijke partijen:
Op gebied van inrichting en landschappelijke inpassing werd uitgegaan van de volgende punten:
In het programma van eisen werd een aantal belangrijke punten opgenomen op gebied van de natuur:
In de basis waren vergunningen nodig voor twee processen: de winning van zand in het Tholense Gat (Oosterschelde) en de aanleg van de Veiligheidsbuffer Oesterdam (zandlichaam voor versterkte slikken en platen).
In het Uitvoeringsplan werd een hoofdstuk Communicatie opgenomen. De belangrijkste boodschap was:
De communicatie was dan ook grotendeels gericht op bestuurlijke en professionele doelgroepen.
Direct na uitvoering van de zandsuppletie, stoof zand met grote regelmaat over de glooiing en bermen van de Oesterdam, de parallelweg en hoofdrijbaan van de N659. Gevolg was verstikking van de grasberm, overlast en gevaarlijke situaties voor fietsverkeer op de parallelweg en weggebruikers van de N659.
Op de hoofdrijbaan werd het zand een aantal keer opgeruimd en werd tijdelijk een snelheidsbeperking ingesteld. Permanente oplossing werd gezocht in aanpassingen aan de zandsuppletie zelf: het zand werd afgevlakt, en de suppletie dieper gelegd en op grotere afstand van de Oesterdam, zodat het zand minder snel droog viel.
Er werden drie methodes bekeken voor het aanbrengen van zand: ‘deken’, ‘reservoir’ en ‘spreiden’.
Deken
Het aanbrengen van een ‘deken’ van voldoende materiaal, dat 30 jaar nodig heeft om te eroderen. Voor de slikken en platen voor de Oesterdam is berekend, dat van een pakket van 50 cm moet worden uitgegaan. Het natuurlijk milieu van de betreffende slikken en platen wordt daarmee ineens grondig verstoord. Als de deken goed wordt gelegd, dan is na 1 tot 3 jaar het milieu stukje bij beetje hersteld en al na 3 jaar volledig hersteld. Op zich is dit een vrij makkelijke methode. Aan de uitvoerders kunnen gemakkelijke eisen worden opgelegd om dit te maken.
Reservoir
Het aanbrengen van een ‘reservoir’ van materiaal dat zich geleidelijk kan spreiden over het betreffende slik/plaat. Deze methode lijkt minder geschikt voor de slikken en platen voor de Oesterdam, omdat de slikken en platen op een ander manier eroderen.
Spreiden
Het meerder malen aanbrengen van een dunnere laag door ‘spreiden’. Het idee is om minder materiaal aan te brengen, maar vaker terug te komen om de slikken platen weer aan te vullen. Voordeel van deze methode is, dat men goed kan monitoren waar het materiaal blijft en kan inspelen op veranderingen. De verstoring is op korte termijn minimaal. Maar als men in 30 jaar tijd vijf keer moet terugkomen is het ‘saldo’ van verstoren minder gunstig, dan in het geval van het aanbrengen van al het nodige (berekende) materiaal in één keer.
Op basis van deze verkenning was de inschatting dat de ‘dekenmethode’ van 0,5 – 1,0 m het meest perspectief bood, omdat deze maar één keer voor verstoring zorgt en praktische het meest makkelijk is.
Op basis van de bronverkenning werd de locatie het Tholense Gat als voorkeurslocatie gekozen. Hier zou met een zandzuiger eenvoudig zand kunnen worden opgezogen, waarmee bij de Oesterdam slikken en platen vanaf het water kunnen worden opgespoten.
Er werden verschillende ontwerpsessies georganiseerd:
De verkenning ging in 2010 van start. In de voorfase ontstonden ideeën. Het project Zandhonger en het flitsproject Bloedkoralen van de Oosterschelde speelden hierbij een belangrijke rol. Op de pagina van Building for Nature staat een conceptmap over deze fase.
Het definitieve ontwerp bestond uit een strandhaak, een innovatieve oplossing die in een bepaalde vorm interessant lijkt om in de toekomst toe te passen bij platen. Hierbij hoeft niet het gehele plaatoppervlakte bedekt te worden.
Ten westen van Bergen op Zoom waren meer plannen om de ruimtelijke kwaliteit te vergroten. In het strategische programma van de Stuurgroep Zuidwestelijke Delta werd het gebied als één van de kansrijke locaties voor integrale gebiedsontwikkeling geïdentificeerd. Met de geplande zoute herontwikkeling van het Volkerak Zoommeer zouden namelijk kansen ontstaan voor Bergen op Zoom om de gebiedskwaliteit te vergroten met nieuwe mogelijkheden op gebied van economie, recreatie, landschap en natuur. Een sterke koppeling aan het zoute ecosysteem was hier het uitgangspunt. Concreet werd gedacht aan:
Daarnaast waren er ideeën om mogelijkerwijs in de toekomst, als de Bathsespuisluis moet worden vervangen, een nieuwe spuisluis te bouwen die water vanuit het Volkerak Zoommeer kan spuien op de Oosterschelde in plaats van op de Westerschelde. Een mogelijke locatie hiervoor werd geprojecteerd ten noorden van het projectgebied.
Tijdens en na de zandsuppletie werd/wordt intensief gemonitord. Voor monitoring werd aansluiting gezocht bij de kleinschalige zandsuppletie die op de Galgenplaat in de Oosterschelde wordt gemonitord. Hier is in belangrijke mate de geavanceerde monitoringapparatuur en -methode ontwikkeld (Argus videomonitoring en BIO-Camera) door Deltares.
De opdracht in het contract bestond uit het realiseren van een veiligheidsbuffer op de vooroever van de Oesterdam door het aanbrengen van suppletiewerken met bijkomende werken volgens de in het bestek opgenomen eisen en voorwaarden. Het uit te voeren werk was voor wat betreft de suppletie gelegen in de gemeente Reimerswaal en voor wat betreft de zandwinlocaties gelegen in de gemeente Tholen en de gemeente Kapelle.
De aanbesteding verliep conform de inkoopregels van Rijkswaterstaat. De inkoopafdeling voerde de selectieprocedure volgens uit volgens EMVI, Economisch Meest Voordelige Inschrijving. Op basis hiervan werd het werk gegund aan Van Oord Nederland BV.
In augustus 2013 startte de aannemer met de aanleg van persleidingen, zodat de sleephopperzuiger aan de slag kon. De hopperzuiger was één van de grootste schepen die ooit op de Oosterschelde voer: 100 meter lang en 18 meter breed met een capaciteit van 4.000 m3. Het schip vervoerde in ongeveer vijf weken zo’n 450.000 m3 zand van de zandwinlocaties Wemeldinge en Lodijkse Gat naar het Marollegat. Daar voer een werkboot die de sleephopper aan een drijvende leiding koppelde. Het zand ging naar een vaste zinkerleiding en werd zo naar de suppletielocatie langs de Oesterdam gepompt. Vervolgens werd het zand door shovels verspreid.
Het zand werd opgespoten vanuit de geulen in de Oosterschelde. Het proces ging 24 uur per dag door. Om overlast op de schelpdierpercelen en visgronden te voorkomen, mocht alleen tijdens eb zand worden gewonnen in het Lodijkse Gat. Daarnaast werden rondom de Oesterdam op vier strategische plaatsen meetboeien aangebracht die voortdurend de troebelheid van het water maten. De maximale waarden werden streng gehandhaafd, zodat de schelpdierpercelen en visgronden zo min mogelijk hinder ondervonden van de aanleg van de Veiligheidsbuffer. Bij overschrijding van de opgegeven grenswaarden stopte de aannemer direct met zijn werkzaamheden tot ze weer op een acceptabel niveau waren.
Het zand dat door de persleidingen werd aangevoerd, werd door graafmachines gemodelleerd tot de zandhaak. De laagdikte van de zandsuppletie bedroeg maximaal vier meter tegen de Oesterdam, en maximaal 2-3 meter ter plaatse van de zandhaak. Om erosie van zand te remmen werden aan de west- en noordzijde van de Oesterdam oesterriffen aangelegd, draadkorven met Japanse oesters. Zo ontstond een levend rif.
Nadat het zand was aangelegd, gaf de aannemer op aanwijzing van experts van Deltares en Rijkswaterstaat extra structuur aan de platte zandplaten in de vorm van kuilen en bulten. Nadien werden nog wat correcties hierop aangebracht en veroorzaakten twee najaarsstormen, waarbij de Oosterscheldekering gesloten werd, ook effect op deze structuren. Met een intensief monitoringsprogramma wordt de morfologie van het gebied gevolgd, en de ontwikkeling van de flora en fauna die noodzakelijk is voor de vogelstand.
In januari 2014 opende minister Melanie Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) met basisschoolkinderen van openbare basisschool Ter Tolne (Tholen) Veiligheidsbuffer Oesterdam op symbolische wijze: met het leeg kiepen van emmertjes zand vanaf een schip werd de laatste hand gelegd aan de opgehoogde zandplaat tussen Rilland en Tholen. “Dit project is een prachtvoorbeeld van een praktijkproef waarbij we op een natuurlijke wijze natuur en waterveiligheid versterken”, aldus minister Schultz. “Nederland laat zien voorop te lopen in watertechnologie.”
De projectorganisatie bestond uit:
De stuurgroep bestond uit bestuurlijke vertegenwoordigers van:
De stuurgroep was bestuurlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van het project en opdrachtgever van de projectgroep (zie onder). De stuurgroep kwam beperkt bij elkaar en liet het management van het project aan de projectgroep.
De projectgroep was er gezamenlijk verantwoordelijk voor dat het project werd uitgevoerd én dat het project voldoende ambitie had. De projectgroep bestond uit partijen die allen iets bijdragen aan de uitvoer van het project, in de vorm van financiën, capaciteit en/of beleidsruimte middels vergunningen.
De kosten voor de voorbereiding en uitvoer werden geraamd op € 3,63 miljoen. In dit bedrag waren uurkosten van de participerende organisaties voor het bemensen van de projectorganisatie niet opgenomen.
Een deel van de kosten werd gefinancierd met behulp van subsidie. Natuurmonumenten verzorgde de subsidieaanvraag van de zogenaamde Tweede tranche subsidieverlening natuurlijke klimaatbuffers, voor €980.000.
De planning van het project was op hoofdlijnen als volgt:
de vervolgmonitoring voor het project Zandhonger Oosterschelde)
De uitvoering van de zandsuppletie vond plaats van eind juli tot half november 2013 (zie Planning Stort onder).